WAT VOLGT? (2)

 

TWEEDE PERIODE VAN DRIEENHALF JAAR

Na drieënhalf jaar keert het tij. Vanuit de hemelse gewesten (die dicht om de aarde heen zijn), wordt de duivel op de aarde geworpen. Hij heeft nog maar een korte tijd om te regeren. Dit is te lezen in:

Openb 12: 7 t/m 12 (GNB) Toen ontbrandde er in de hemel een strijd. Michaël en zijn engelen vochten tegen de draak, die met zijn engelen terugvocht. Maar de draak werd verslagen, hij en zijn engelen hadden hun plaats in de hemel verloren. De grote draak werd eruit geworpen, de oude slang, die ook wel de duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Hij en zijn engelen werden op de aarde geworpen. Ik hoorde een stem in de hemel luid zeggen: ‘Nu is gekomen het heil, de macht en het koninkrijk van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde. De aanklager van onze broeders, hij die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is uit de hemel geworpen. Onze broeders hebben hem overwonnen dankzij het bloed van het Lam en dankzij hun getuigenis. Zij hebben hun leven niet boven alles bemind, zelfs niet met de dood voor ogen. Daarom: verheug u, hemel en allen die daar wonen! Maar wee u, aarde en zee! Want de duivel is naar u afgedaald, hij briest van woede en hij weet dat zijn tijd beperkt is.’

 

Toen Jezus Christus tweeduizend jaar geleden op aarde was, waarschuwde Hij zijn leerlingen dat er in de laatste dagen, vlak voor zijn terugkomst een ‘grote verdrukking’ zou komen. Zie: Matt 24: 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.

Jezus bedoelde hiermee, de kortste, maar meest traumatische, profetische gebeurtenis die zal plaatsvinden. Verdrukking slaat in de bijbel (meer dan honderd teksten) altijd op de gelovigen (dit betekent overigens niet dat ongelovigen geen verdrukking kennen). Het gaat in dit geval om het lijden vanwege het geloof in God.

 

Deze periode wordt ook aangeduid als ‘de dag van Gods toorn’. Deze geldt de goddeloze mensheid die zijn volk en dienaren altijd hebben vervolgd én willens en wetens Hem en de Here Jezus hebben afgewezen. Zie:

Jer. 46: 10a (Het Boek) Want dit is de dag van de HERE, de God van de hemelse legers, een dag van wraak op Zijn vijanden. 

 

DE ANTICHRIST

In deze tijd zal de satan/duivel zelf, vanaf de aarde, regeren. De satan neemt bezit van het lichaam van de antichrist wanneer hij na drieënhalf jaar uit de hemelse gewesten wordt verbannen. Hij wil alle christenen verdelgen. Lees dit in:

Openb. 12: 13 t/m 17 (GNB) Toen de duivel zag dat hij op de aarde was geworpen, begon hij jacht te maken op de vrouw die het kind van het mannelijk geslacht gebaard had. Maar God gaf haar de vleugels van de grote arend om naar de woestijn te vliegen, naar de plaats waar voor haar gezorgd werd, een tijd, twee tijden en een halve tijd, een plaats ver weg van de slang. De slang spuwde een rivier van water achter de vrouw aan: het water moest haar meesleuren. Maar de aarde kwam de vrouw te hulp; de aarde opende haar mond en slokte het water op dat de draak had uitgespuwd. De draak ontstak in woede tegen de vrouw en ging weg om haar andere nakomelingen te bevechten: hen die vasthouden aan de geboden van God en trouw blijven aan het getuigenis van Jezus. 

 

De antichrist neemt plaats op de troon van de herbouwde tempel in Jeruzalem en wil door allen gediend en aanbeden worden. Dat is te lezen in:

2 Tess 2: 3, 4 (GNB) Laat u door niemand iets wijs maken. Want eerst moet de grote afvalligheid plaatsvinden en moet de mens verschijnen die de wetteloosheid in persoon is en die tot de ondergang is gedoemd. Hij verzet zich tegen alles wat god heet of vereerd wordt. Hij stelt zich er zelfs boven door plaats te nemen in de tempel van God en zich tot God uit te roepen.

 

De antichrist bootst de opstanding van Jezus Christus uit de doden na: hij krijgt de macht om op te staan uit de dood. Dat is één van de redenen waarom hij vele aanhangers krijgt. Dit is te lezen in:

Openb 13: 1 t/m 5 (GNB) En ik zag uit de zee een beest opkomen. Het had tien hoorns en zeven koppen; op elke hoorn stond een kroon, en op zijn koppen waren godslasterlijke namen geschreven. Het beest dat ik zag, leek op een panter. Zijn poten waren als die van een beer en zijn muil leek op die van een leeuw. De draak gaf aan het beest zijn kracht, zijn troon en zijn grote macht. Een van de koppen van het beest was dodelijk gewond, maar de dodelijke wond genas. De hele aarde liep vol bewondering achter het beest aan en aanbad de draak, omdat hij het beest de macht had gegeven. Ook het beest zelf aanbaden ze en ze riepen uit: ‘Wie is de gelijke van het beest, wie kan het tegen hem opnemen?’ Het was het beest gegeven woorden van hoogmoed en godslastering te spreken en tweeënveertig maanden lang kreeg het daartoe de macht.

(Uit een eerdere bijbeltekst (Openb 12) blijkt dat met ‘de draak’ de satan bedoeld wordt. ‘Het beest’ is de antichrist.)

De grote verdrukking is begonnen. Ook deze periode duurt, net als de voorafgaande verdrukking, drieënhalf jaar (=42 maanden).

 

In deze periode probeert de satan iedereen aan zijn vreselijke regime te onderwerpen en zo bij God weg te halen/houden. Hij krijgt van God deze korte periode om te regeren. Het is voor pasbekeerde christenen in deze tijd erg moeilijk om aan het dagelijkse leven deel te nemen. Dit is dan ook de reden waarom deze periode aangeduid wordt met ‘grote verdrukking’. Toch is het belangrijk om standvastig op God te blijven vertrouwen. Lees:

Openb 13: 6 t/m 10  En het beest opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen. En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk. En allen, die op de aarde wonen, zullen het beest aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld. Indien iemand een oor heeft, hij hore. Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard gedood worden. Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.


De satan wil dat iedereen zich aan hem verbindt door een merkteken te dragen, zonder welke het niet mogelijk is om aan het openbare leven deel te nemen.

Openb. 13: 11 t/m 18 (GNB) Toen zag ik een tweede beest. Dat beest kwam op uit de aarde. Het had twee hoorns als van een lam en het sprak als een draak. Ten overstaan van het eerste beest nam het alle macht van hem over; het bracht de aarde met haar bewoners ertoe het eerste beest te aanbidden. Het beest van wie de dodelijke wond genezen was. Het tweede beest deed grote wondertekenen: voor de ogen van de mensen deed  het vuur uit de hemel neerkomen. Zo verleidde het de bewoners van de aarde, door de wondertekenen die hem vergund waren te doen ten overstaan van het eerste beest. En het zei de bewoners van de aarde een beeld op te richten voor het beest dat door het zwaard dodelijk gewond was  maar bleef leven. Het was het tweede beest gegeven dit beeld leven in te blazen, zodat het  kon spreken en iedereen kon laten doden die het beeld niet wilde aanbidden. Het dwong alle mensen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven, op hun rechterhand of op hun voorhoofd een merkteken te dragen. Zo kon iemand alleen iets kopen of verkopen als hij dat merkteken droeg, dat wil zeggen: de naam van het beest of het getal dat het symbool van die naam is. En nu is wijsheid geboden: wie inzicht heeft, laat hij het geheim van het getal van het beest ontraadselen; met het getal is namelijk een mens bedoeld en het getal is 666. 

 

TOORN VAN GOD

Over de oordelen die zich in deze periode afspelen kun je lezen in het laatste stuk van het bijbelboek Openbaring. Te beginnen met:

Openb. 14: 6 t/m 11 (GNB) En ik zag, hoog in de hemel, weer een engel vliegen. Hij had een boodschap, een eeuwig geldende; die moest hij laten horen aan de bewoners van de aarde, aan elke stam en elk volk, van welk ras of welke taal dan ook. Luid riep hij: ‘Vrees God en bewijs hem eer! Want het uur is gekomen waarop hij gaat rechtspreken. Buig u in aanbidding neer voor hem die hemel en aarde, zee en waterbronnen gemaakt heeft!’ Deze engel werd gevolgd door een tweede die riep: ‘Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat alle volken de wijn van de razernij van haar ontucht te drinken gaf.’ En een andere, een derde engel, volgde. Die riep luid: ‘Wie het beest aanbidt en op zijn voorhoofd of op zijn hand het merkteken krijgt,  zal de wijn van Gods toorn drinken, een wijn die onvermengd is uitgegoten in de beker van zijn wraak! Onder de ogen van de heilige engelen en van het Lam zal hij gepijnigd worden in vuur en zwavel. De rook van hun kwelling zal altijd opstijgen, in alle eeuwigheid. Want zij die het beest en zijn beeld aanbidden, krijgen geen rust, overdag niet en ‘s nachts niet. Niemand die het merkteken van zijn naam draagt.

 

Openb. 15: 1 En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen, die de zeven laatste plagen hadden, want daarmede is de gramschap Gods voleindigd.'

 

ZEVEN SCHALEN

Openb. 16: 1 t/m 4  En ik hoorde een luide stem uit de tempel zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven schalen van de gramschap Gods uit op de aarde. En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden. En de tweede goot zijn schaal uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode, en alle levende wezens, die in de zee waren, stierven. En de derde goot zijn schaal uit in de rivieren en in de waterbronnen, en het water werd bloed.

 

Openb. 16: 8 t/m 14  En de vierde goot zijn schaal uit over de zon en haar werd gegeven de mensen te verzengen met vuur. En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven. En de vijfde goot zijn schaal uit over de troon van het beest, en zijn rijk werd verduisterd, en zij kauwden op hun tong van pijn, en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken. En de zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen. En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen;  want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.'

 

Openb. 16: 17 t/m 21 En de zevende goot zijn schaal uit in de lucht en er kwam een luide stem uit de tempel, van de troon, zeggende: Het is geschied. En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen geweest is, sedert een mens op de aarde was: zo hevig was deze aardbeving, zo groot. En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden der volken stortten in. En het grote Babylon werd voor God in gedachtenis gebracht, om daaraan de beker met de wijn van de gramschap zijns toorns te geven. En alle eilanden vluchtten weg en bergen werden niet meer gevonden. En grote hagelstenen, een talent zwaar, (1 talent = 125 Romeinse ponden van 327 gram = 40,9 kg) vielen uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer groot.'

 

Deze grote gebeurtenissen vinden plaats wanneer God een eind maakt aan de strijd die duizenden jaren tussen Hem en satan heeft gewoed, een strijd om de trouw van de harten van de mensen. God spoort ons door de bijbel en zijn Heilige Geest aan om in geloof te wandelen; satan dingt naar onze gunsten door bestuur, handel en afgodsdienst.

 

BABYLON

Openb. 17: 1,2 (GNB) Een van de zeven engelen met de zeven schalen kwam naderbij en zei tegen me: ‘Kom! Ik zal u de veroordeling laten zien van de grote hoer, die zetelt aan vele waterstromen. De koningen der aarde hebben zich met haar afgegeven en de bewoners der aarde hebben zich bedronken aan de wijn van haar ontucht.’

De grote hoer is de afvallige kerk, een zeer godsdienstig systeem. 

 

Openb. 17: 3 t/m 5 (GNB) De Geest kwam over mij, en de engel bracht me naar een woestijn. Daar zag ik een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, vol met godslasterlijke namen; het had zeven koppen en tien hoorns.  De vrouw was gekleed in purper en scharlaken en was getooid met talrijke gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand hield ze een gouden beker, gevuld met de schande en het vuil van haar hoererij. Op haar voorhoofd stond een naam geschreven met een geheime betekenis: ‘Het grote Babylon, de moeder van alle hoeren en van alle gruweldaden op aarde.'

 

Met Babylon wordt naast een stad ook de afvallige wereldkerk bedoeld, want een stad kan geen bloed vergieten en geen koningschap hebben zoals te lezen is in:

Openb. 17: 6 t/m 18 (GNB)  Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van hen die God toebehoren, en van het bloed van hen die van Jezus getuigd hadden. Toen ik haar zag, was ik vol verwondering. Maar de engel zei: ‘Waarom verwondert u zich? Ik zal u de verborgen betekenis verklaren van de vrouw en van het beest dat haar draagt, van zijn zeven koppen en van zijn tien hoorns. Het beest dat u zag, was, maar is er niet meer; maar het zal opkomen uit de afgrond en ten onder gaan. De bewoners van de aarde die sinds de schepping van de wereld niet staan opgetekend in het boek van de levenden, zullen zich verwonderen als zij het beest zien, want het was er en het is er niet meer, maar zal er weer zijn. Dit vereist wijsheid en inzicht. De zeven koppen zijn de zeven heuvels waar de vrouw op zetelt. Ze verbeelden ook zeven koningen: vijf van hen zijn gevallen, de zesde is nog aan de macht, de zevende moet nog komen. Wanneer die aan de macht komt, is het maar voor kort. Het beest dat er was en er niet is, is een achtste koning. Hij behoort tot die groep van zeven en hij zal ten onder gaan. De tien hoorns die u zag, zijn tien koningen. Ze regeren nog niet, maar zullen samen met het beest voor één uur de koninklijke macht ontvangen. Eensgezind geven zij hun macht en gezag in handen van het beest. Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam is de opperste Heer en hoogste koning en zal hen overwinnen, samen met hen die bij hem zijn: zij die geroepen en uitverkoren zijn, zijn getrouwen.’ Ook zei de engel tegen me: ‘De waterstromen die u zag, waaraan de hoer gezeten is, zijn volken en naties van vele rassen en talen. De tien hoorns die u zag en het beest zullen de hoer haten: alles wat ze bezit, zullen ze haar afnemen, zij zal naakt zijn. Haar vlees zullen ze eten, ze zullen haar verbranden. Want God heeft hun ingegeven zijn plan te verwezenlijken door eensgezind hun koningschap over te dragen aan het beest, totdat alles wat God gezegd heeft, in vervulling is gegaan. De vrouw die u zag, is de grote stad die de macht uitoefent over de koningen der aarde.

 

De hoer, in de betekenis van 'de wereldkerk' en in de betekenis van 'de stad' zijn een realiteit en worden beiden verwoest. Lees meer daarover in:

Openb. 18: 1 t/m 3 (GNB) Daarna zag ik een andere, zeer machtige, engel uit de hemel neerdalen. Zijn glans verlichtte de aarde. Met een machtige stem riep hij: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, de grote stad! Ze is nu een verblijfplaats van demonen, een toevluchtsoord voor alle onreine geesten, een nest van alle onreine en verachtelijke vogels. Want alle volken hebben gedronken van de wijn van de razernij van haar ontucht, de koningen der aarde hebben zich met haar afgegeven en de kooplui der aarde zijn rijk geworden van haar bovenmatige weelde.’ 

 

Openb. 18: 4 t/m 24 (GNB) Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel: ‘Ga uit haar weg, mijn volk, om geen deel te hebben aan haar zonden en om gespaard te blijven voor de plagen die haar treffen. Want haar zonden hebben zich opgestapeld tot aan de hemel en God is haar wandaden niet vergeten. Volken, doe met haar wat zij met anderen deed, ja laat haar dubbel boeten. Geef haar het dubbele te drinken van wat zij te drinken gaf. Bezorg haar net zoveel ellende en rouw als zij weelde en rijkdom gekend heeft. Want ze zegt bij zichzelf: Ik zetel als een koningin! Ik ben geen weduwe, rouw zal ik niet kennen!  Daarom zullen op één dag alle plagen haar treffen: pest en rouw en honger, en ze zal verbrand worden. Want God, de Heer, die haar oordeelt, is machtig.’ De koningen der aarde die zich met haar hebben afgegeven en in haar weelde hebben gedeeld, zullen huilen en treuren, wanneer ze haar zien branden en de rook boven haar zien opstijgen. En op een afstand, bang voor de pijn die zij ondergaat, zullen ze roepen: ‘Wee u, Babylon! Wee u, grote en machtige stad, in één uur is het oordeel over u voltrokken!’ Ook de kooplui der aarde zullen om haar treuren en rouwen, omdat niemand meer hun waar koopt, hun goud, zilver, edelstenen en parels; hun linnen, purperen, zijden en donkerrode stoffen; al hun geurige houtsoorten en de vele voorwerpen van ivoor, kostbaar hout, brons, ijzer en marmer; kaneel, specerijen, reukwerken, mirre en wierook; wijn, olijfolie, meel en tarwe; lastdieren en schapen, paarden en wagens, slaven en werkkrachten. Ze zeggen: ‘Die hele oogst, alles wat u zo vurig begeerde, is van u geweken, alle overdaad en schittering is voor u verloren gegaan en het zal er nooit meer zijn!’ De kooplui die aan haar rijk geworden zijn, zullen op een afstand, bang voor de pijnen die ze ondergaat, treuren en rouwen: ‘Wee de grote stad! Wee zij die gekleed ging in linnen, purper en scharlaken en getooid was met goud, edelstenen en parels! In één uur heeft ze al die rijkdom verloren!’ En alle kapiteins, zeelui en matrozen, allen die op zee werken, bleven op een afstand staan en riepen, toen ze de rook boven de brandende stad zagen: ‘Deze grote stad kende haars gelijke niet!’ En terwijl ze stof over hun hoofd wierpen, treurend en rouwend, riepen ze: ‘Wee, wee deze grote stad! Wie schepen op zee hadden, werden rijk door haar overvloed, en nu heeft ze in één uur alles verloren!’ Hemel, verheug u over haar, en u, heiligen en apostelen en profeten! Want God heeft zijn vonnis over haar voltrokken, om wat ze u heeft aangedaan. Een machtige engel pakte een kei op, zo groot als een molensteen en wierp die in zee. Hij zei: ‘Zo zal Babylon, de grote stad, worden weggeslingerd, en men zal haar niet meer terugvinden. Geen muziek zal meer te horen zijn, geen harpspelers en zangers, geen fluitspelers en trompettisten. Geen ambachtsman zal meer te vinden zijn, geen molensteen te horen! Het licht van een lamp zal er nooit meer schijnen, een bruiloftslied er nooit meer klinken. En uw kooplui waren eens de groten der aarde, en hebt u niet alle volken verleid met uw magie en toverij?’ In deze stad vloeide het bloed van de profeten en van de heiligen, ja van tallozen die op aarde vermoord zijn.'

 

Aan alles wat banden heeft met de wereldkerk, waaruit de antichrist aan de macht is gekomen, zal samen met dit afvallige kerksysteem een einde komen.

 

ISRAËL

Israël is al tweeduizend jaar verblind voor het feit dat Jezus hun Messias is. God heeft dat zelf gewild, want het evangelie moest ook aan de heidense volken (o.a. aan ons) gebracht worden en anders zou dat niet gebeuren.

Rom 11: 25 t/m 28  Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden. En dit is mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden wegneem. Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil.'

 

Wanneer ‘de volheid der heidenen’ binnengegaan is, zal God de blinddoek bij zijn volk, Israël weghalen, en dan komen zij massaal tot bekering. Zij zullen de Here Jezus, als Hij voor de tweede keer op aarde komt, dan herkennen als degene die ze doorstoken hebben (2000 jaar geleden), als zijnde de Messias. Ze vinden het verschrikkelijk dat ze dit destijds niet hebben opgemerkt. Lees dit in:

Zach. 12:10  Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene.' Met 'het huis van David' wordt Israël bedoeld.

 

Voor de chronologische volgorde ga door naar Eindtijdstudie 5 of ga door naar Eindtijdstudie 1.


Art used by permission by Pat Marvenko Smith, copyright 1992. To order prints visit her Revelation Illustrated site: http://www.revelationillustrated.com

unsplash